Dilemmas in kaart

Naam

Dilemma’s in kaart

Ontwikkeld door

Marije Stegenga (Reliëf, christelijke vereniging van zorgwerkgevers)

Wat?

Een methode voor moreel beraad die werd uitgewerkt in een losbladige handleiding gevolgd door een aantal kaarten in A4-formaat die de structuur van het gesprek aangeven. Het is de bedoeling om moreel beraad zo toegankelijk een laagdrempelig mogelijk te houden. Daardoor zouden de gespreksleiders minder training nodig hebben. De methode is uitgewerkt voor professionals in de zorg- en hulpverlening die regelmatig moreel beraad willen houden. Na het grondig doornemen van de handleiding zou een professionele medewerker aan de hand van de kaarten een sociaal beleid moeten kunnen leiden.

Hoe?

Een methodisch stappenplan in 7 fasen. Bij elke fase toont de gespreksleider een kaart die omschrijft waar het in die fase om te doen is.

Deze methode kan in verschillende contexten worden gebruikt:

  • Gewoon moreel beraad: 6 – 14 deelnemers
  • Individueel: een zorgverlener kan voor zichzelf een casus overlopen aan de hand van de kaarten
  • Als hulpmiddel voor morele counseling met 1 of 2 deelnemers.
  • Voor het organiseren van grote morele beraden om grote groepen bij wijze van initiatie te laten kennismaken met de methodiek moreel beraad. Het kan dan gaan om groepen van 25 tot 250 deelnemers, waarbij men bijvoorbeeld ook de zaal kan indelen in groepen, zodat elke groep wordt gevraagd zich in te leven in één van de betrokken partijen.
  • Simultaan moreel beraad (18-90 deelnemers) Men deelt daarbij de grote groep in in een aantal subgroepen die elk rond een tafel plaatsnemen. Per drie tafels wordt een begeleider voorzien die de groepen ondersteunt.
  • Binnen-buitenring (12 – 24 deelnemers): de binnenring voert het moreel beraad, de buitenring observeert en kan dood de mensen in de binnenring geconsulteerd worden.
  • Turbo moreel beraad (2-6 deelnemers): daarbij wordt alleen de waarden inventarisatie gedaan.
Fasen
  1. Vertel eens! (5 minuten) De inbrenger of inbrengers van de casus worden aan het woord gelaten, vanuit de openingsvraag: “Vertel eens!”. Ze vertellen het verhaal van de casus waarmee ze blijken te worstelen. Nadien kunnen ook de andere deelnemers vertellen wat de casus met hen doet. Het is zelfs mogelijk om meteen een brainstorm te houden van verschillende oplossingen, wat bij de meeste methoden wordt afgeraden. Maar deze auteur stelt dat de deelnemers vaak vrijer kunnen denken als alle mogelijke oplossingen eerst zijn geventileerd. Men kan ze dan gemakkelijker weer loslaten.
  2. Wat speelt er? (10 – 20 minuten) De deelnemers stellen vragen aan de inbrenger, zodat ze een compleet beeld van de situatie kunnen vormen. Er wordt zowel naar de feiten als naar de beleving gevraagd. Maar ook vragen over de medische achtergrond en de afspraken die leven binnen de organisatie kunnen aan bod komen. Maar de gevraagde informatie met wel beperkt blijven tot dat wat nodig is om de casus te kunnen beoordelen. De gespreksleider moet de deelnemers uitnodigen om veel vragen te stellen, zodat de casus helder wordt. Ook de gespreksleider zelf mag vragen stellen, als hij meent dat sommige aspecten onderbelicht worden. Maar de gespreksleider moet wel bewaken dat er geen vragen gesteld worden waarin een impliciet oordeel zit. In dat geval dient de vraagsteller de vraag opnieuw op een neutrale manier te formuleren.
  3. De moreel betrokkenen (5 minuten): inventarisatie van alle betrokkenen bij de casus en hun motieven en perspectieven. Een moreel betrokkenen hoeft niet alleen een persoon te zijn: het kan ook gaan om een team, of zelfs om de ganse organisatie. Bij deze fase horen ook “betrokkenenkaarten”. Telkens een betrokkenen wordt genoemd, wordt een dergelijke kaart aan een van de deelnemers gegeven. Deze deelnemer moet zich inleven in de genoemde betrokkene.
  4. Wat staat er voor de betrokkenen op het spel? De moreel betrokkenen worden een voor een besproken en de deelnemer die de kaart van de besproken betrokkene heeft, schrijft op die kaart de waarden die er voor die betrokkene op het spel staan. Aan het eind van deze ronde worden de kaarten naast elkaar opgehangen aan de muur.
  5. De morele vraag wordt geformuleerd. (5 minuten) Aan de hand van de waarden die in de vorige fase aan bod gekomen zijn, wordt de morele vraag geformuleerd. De morele vraag is een onderzoeksvraag die concreet en specifiek moet zijn en waarop je redelijkerwijs ‘ja’ of ‘nee’ op moet kunnen antwoorden. Het is best om geen waarden te vermelden in de vraag zelf: ze moet zo concreet mogelijk blijven. Deze wordt gesteld in een van de volgende vormen:
    • Mogen wij … (Mag ik …)?
    • Moeten wij … (Mag ik …)?
    • Is het goede zorg om … ?
    • Is het verantwoord om … ?
  6. Afweging (10 – 20 minuten). Door gezamenlijk overleg wordt nagegaan welke waarden het zwaarst wegen en welke handelingsalternatieven tegemoet komen aan die waarden. Het is belangrijk om hiervoor voldoende tijd te nemen. De gespreksleider moet indien nodig grondig doorvragen tot de groep er uit is. Belangrijk is ook dat het geen kwestie is van de meeste stemmen te halen. De groep moet er uit komen door dialoog.
  7. De implementatie van de beslissing. (5 minuten) Er wordt nagegaan wat er precies moet gebeuren om de situatie aan te pakken: wie doet wat wanneer … ? Er moet ook een termijn afgesproken worden om de uitvoering van de beslissing te evalueren.
Bronvermelding

Stegenga Marije, Dilemma’s in kaart. Methode voor moreel beraad i de zorg, Voorthuyzen: Perspectief uitgevers, 2014, 50p, +9 kaarten in A4-formaat

Opleidingen

Reliëf geeft regelmatig opleidingen moreel beraad. Inlichtingen: https://www.relief.nl/training/

Documenten

De kaarten zijn te bekomen door aanschaf van de handleiding. Dit kan onder meer via de URL: https://www.perspectiefuitgevers.nl/product/dilemmas-in-kaart/