Incidentmethode

Naam

Incidentmethode

Ontwikkeld door

Onbekend

Wat?

De incidentmethode is niet louter een methode voor moreel beraad. Ze is eigenlijk oorspronkelijk een methode voor intervisie. Maar het is ook een zeer bruikbare methode voor moreel beraad. Het is een vrij eenvoudige methode, die dus gemakkelijk kan toegepast worden, ook door gespreksleiders met minder ervaring.

Hoe?

De methode vertrekt van een incident: een plotse gebeurtenis, die meestal als problematisch wordt ervaren, waarbij het “buikgevoel” zegt dat er iets niet pluis is. De vraag is dan: “Waar bots ik tegenaan?” Maar de methode kan ook worden gebruikt om positieve verhalen te bespreken. Het is belangrijk om dit ook te doen: uiteraard zijn er vaak problemen in de zorg, maar het is ook belangrijk om te blijven zien waar het goed gaat. De methode doorloopt het volgende traject: onderzoeken van de situatie in zijn concrete gegevens, analyseren van deze situatie, samen overleggen om te komen tot een advies om de situatie aan te pakken. De bedoeling is om te komen tot een gevoel van conform voor de patiënt, maar ook voor onszelf, want wij voelen ons ook oncomfortabel bij de situatie.

De methode start met de vraag: “Hoe zit je erbij? – Hoe voel je jezelf?” Er wordt dus eerst een rondje gedaan, want als een of meerdere deelnemers met andere dingen in hun hoofd zitten, dan kunnen ze ook niet de mentale ruimte vinden om betrokken te zijn op het overleg. Het is belangrijk dat mensen dat ook kunnen benoemen. Het streefdoel qua tijdsbesteding is 1,5 uur. Maar als de gespreksleider het gevoel heeft dat de casus niet op die termijn kan afgewerkt worden, kan hij ook een tweede overleg plannen. Dat gebeurt best aan het begin van het overleg, want aan het eind zit iedereen al te denken aan zijn volgende afspraak.

Er zijn drie rollen in dit overleg: gespreksleider, casusaanbrenger en deelnemers. De methode biedt ruimte en begrenzing. Het is belangrijk om de methode correct te hanteren, zo kan de groep zich het best blijven focussen op de casus. Het is best om met een recente casus te werken, die nog goed in het geheugen zit, anders werden een aantal details vaak vergeten.

Fasen
  1. Introductie. Beschrijf het voorval dat bij voorkeur nog goed in je geheugen zit. Hou het kort en feitelijk. Vertel de casus tot waar je in actie komt, tot waar je op een probleem botst.
  2. Iedereen bereidt wat vragen voor. Elke deelnemer stelt beurtelings één vraag om de situatie beter te kunnen inschatten. Het mogen enkel feitenvragen zijn: Wie? Wat? Waar? Wanneer? Je mag niet vragen naar de gevoelens van de inbrenger. Elke vraag mag maar één keer gesteld worden. Suggestieve vragen zijn niet toegelaten. De casusinbrenger geeft korte feitelijke antwoorden. Discussies zijn niet toegelaten.
  3. Analyse van de situatie. We proberen samen de situatie te schetsen nadat we even kort voorbereiden. De inbrenger neemt geen deel aan de discussie. Geen hernieuwde vragen. Iemand vat aan het eind de analyse van de groep samen. Daarna kan de casusinbrenger al dan niet bevestigen of de situatie voor die klopt.
  4. Besluit nemen. Ieder schrijft op hoe die nu zou verder gaan in de situatie. Hoe die zou reageren? Ieder leest zijn oplossing voor zonder discussie. Als laatste vertelt de casusinbrenger wat hij gedaan heeft.
  5. Discussie: hoe reageren we op elkaars inbreng? Heeft de inbrenger iets gehoord wat die zou kunnen helpen?
Bronvermelding

Deze tekst is gebaseerd op een inleiding gegeven door Jan Coel, op 9 februari 2023. mail: vestahermes@telenet.be

Opleidingen

Geen bekende gegevens

Documenten

Geen documenten toegevoegd.