Socratisch beraad

Naam

Socratisch beraad

Ontwikkeld door

Het Socratisch beraad vindt zijn inspiratie in de dialogen van Plato.

Wat?

Een Socratisch gesprek wil deelnemers helpen een beter inzicht te verwerven in hun eigen morele oordelen. Een moreel oordeel is dus niet het eindpunt, maar het vertrekpunt van het beraad. De deelnemers geven hun oordeel over een bepaalde situatie die zich heeft voorgedaan. Het is de bedoeling van het beraad om deze morele oordelen kritisch te onderzoeken. De begeleider neemt daarbij een neutrale positie in. Die treedt op als ‘vroedvrouw’ die de kennis die de deelnemers reeds bezitten, probeert aan de oppervlakte te brengen. Die luistert en bevraagt.

Hoe?

Een methode van moreel beraad heeft meestal een zeer duidelijk afgelijnde structuur. Bij de Socratische methode is dat veel minder het geval. Het Socratisch gesprek neemt de verschillende perspectieven op een bepaalde situatie als vertrekpunt. Het doel daarvan is om tot een beter begrip te komen van de eigen morele oordelen. De begeleider stelt zich op als ‘vroedvrouw’. Die neemt zelf geen standpunt in, die luistert en stelt vragen. De kern van de begeleiding bestaat uit luisteren en op het juiste moment de juiste vraag stellen. Daarom is het aan te raden om een specifieke opleiding te volgen alvorens deze methode te gaan begeleiden.

De Socratische methode is een gesprek waarin de deelnemers gezamenlijk onderzoeken hoe het staat met de waarheid van hun (morele) beweringen over concrete dingen, handelingen en personen en hoe het staat met de waarheid van hun argumenten voor die beweringen. 1 Bolten Hans en Van Rossem Kristof, ‘Socratisch beraad’ in Van Dartel Hand en Molenwijk Bert, In gesprek blijven over goede zorg. Overlegmethoden voor moreel beraad, Amsterdam, Boom, 2014, p.103

In een Socratisch gesprek worden een aantal communicatieve methodieken toegepast. We bespreken er hieronder 5: beweren, concretiseren, uitleggen, luisteren en bevragen.

  1. Beweren. Een bewering is een uitspraak die bedoelt te zeggen dat een bepaalde situatie zo is, en niet anders. Een bewering kan waar of onwaar zijn. Bv. “Je mag niet liegen”. Vergelijk dit met de uitspraak: “Ik vind dat je niet mag liegen.” Deze uitspraak is in principe altijd waar, want het is blijkbaar een feit dat de spreker dat vindt.
  2. Concretiseren. Hier wordt een bewering gedaan over de concrete werkelijkheid. Bv. Piet mag niet liegen tegen patiënt An dat zijn een ongeneeslijke ziekte heeft.
  3. Uitleggen. Uitleggen is argumenten geven voor je beweringen. Je kan uitleggen naar boven toe en naar beneden toe. Naar beneden toe uitleggen betekent dat je de uitleg geeft naar een concrete situatie toe. Bv. Piet mag niet liegen over de gezondheid van An, omdat het haar vertrouwen zou schenden als zij het ontdekt. Naar boven toe uitleggen betekent dat je de uitleg afzet tegen hogere principes. Bv. Piet mag niet liegen tegen An, omdat zij hoe dan ook recht heeft op de waarheid.
  4. Luisteren. Een Socratisch beraad is een onderzoek naar iemands beweringen en argumenten. Die leer je maar kennen door actief te luisteren en diens woorden letterlijk op te nemen. Daardoor vermijdt je spraakverwarring en verkeerde interpretaties.
  5. Bevragen. Je kan vragen stellen naar beneden en naar boven. Naar beneden bevragen is, vragen stellen naar de concrete omstandigheden. Naar boven toe, is vragen naar het waarom achter de handelingen van de persoon.

De taak van de gespreksleider is het gesprek onder de deelnemers te stimuleren. De moderator zelf moet neutraal blijven en zijn eigen mening achterhouden. Die moet luisteren en vragen stellen. Luisteren staat voor Socratisch luisteren vanuit een “empathische nulstand”: men “hoort” geen verwijten of hulpvragen. Het gaat erop de morele oordelen van de deelnemers te leren kennen. De gespreksleider zelf geeft daar geen oordeel over. De inzichten die in het beraad groeien, ontstaan vanuit de interactie tussen de deelnemers.

Fasen

Een Socratisch gesprek heeft een minder vaste structuur dan andere methoden van moreel beraad, maar Hans Bolten en Kristof Van Rossem geven wel twee voorbeelden van een mogelijk verloop op : Socratisch beraad en Socratische dialoog

Socratisch beraad
  1. Verhaal ( 5 min): de casusaanbrenger vertelt een verhaal dat hij zelf heeft meegemaakt waarbij die een morele vraag heeft over het eigen handelen. Het verhaal moet zo concreet mogelijk zijn en het moet een hittemoment hebben waarop de verteller iets heeft gedaan waaraan hij twijfelt, of juist iets heeft achterwege gelaten. Het verhaal moet verteld worden in de ik-vorm, zo concreet mogelijk en de morele vraag moet op het concrete verhaal betrekking hebben. De morele vraag wordt op een flip-over gezet.
  2. De andere deelnemers reageren op het verhaal en de morele vraag (5 min). Er mogen geen vragen aan de casusaanbrenger gesteld worden. De deelnemers geven reacties en opmerkingen over het verhaal. Na afloop mag de casusaanbrenger reageren op wat er gezegd is.
  3. De feiten (10 min). De deelnemers mogen vragen stellen, aan de casusaanbrenger. Het doel is dat ze de feiten zo concreet mogelijk leren kennen. Ze mogen geen meningen geven. Ze mogen alleen vragen stellen om de feiten te verduidelijken. Ze mogen ook niet peilen naar de mening van de casusinbrenger.
  4. Formuleren van de morele vraag (5 min). Iedere deelnemer schrijft op wat volgens hem de morele vraag is in deze situatie. Iedereen leest dit letterlijk voor. De vragen worden letterlijk op een flip-over geschreven. Daarop volgt een stemming om een gezamenlijke morele vraag te kiezen.
  5. Antwoorden en waarnemingsargumenten (5 min). Ieder deelnemer geeft zijn antwoord op de morele vraag op, met daarbij een waarnemingsargument. Het morele antwoord moet dus gebaseerd zijn op concrete gegevens uit het verhaal.
  6. Bijgestelde antwoorden (15 min). De deelnemers mogen om de beurt een vraag stellen aan een andere deelnemer over zijn antwoord of argument. De vraag moet gaan over wat er letterlijk gezegd is. Na afloop zet iedereen zijn antwoord op de morele vraag op een flip-over.
  7. Waarom is dat zo? (10 min) De deelnemers geven aan waarom de antwoorden en de argumenten van anderen wel of niet kloppen. Iedereen zoekt uit de antwoorden van fase 6 een antwoord-en-argument dat klopt en een dat niet klopt. Ze schrijven deze letterlijk over en ze schrijven daarbij: “Dit klopt want …” of “Dit klopt niet want …” Daarna maken ze duo’s waarin ze hun argumenten voorlezen en bespreken vanuit de vraag: “Waarom is dat zo voor jou?”
  8. Slot (10 min). Iedereen bekijkt terug zijn eigen antwoord uit fase 6 en schrijft er op de flip-over een algemeen argument bij. Daarna gaat het gesprek over wat er op de flip-over staat.
Socratische dialoog
  1. Verhaal (5 min). Iemand vertelt een verhaal dat hij zelf heeft meegemaakt met een hittemoment, waarover de inbrenger een morele vraag heeft. Uit dat verhaal moet duidelijk blijken wat er feitelijk gebeurd is, wat de inbrenger heeft gedaan, welke gevoelens dit opriep en wat de morele vraag is.
  2. De feiten (10 min). De andere deelnemers stellen vragen naar feitelijke informatie. Het gaat om informatie die de deelnemers nodig hebben om uit te kunnen maken wat zij in deze situatie zelf zouden doen. Er mogen geen meningen of adviezen gegeven worden. De deelnemers mogen alleen vragen stellen naar feiten.
  3. Verplaatsing (15 min). De deelnemers schrijven voor zichzelf uit hoe de situatie bij hen zou binnenkomen als ze er zichzelf in zouden bevinden. Welk gevoel roept deze situatie bij hen op? Wat zou je zelf doen? Waarom? Nadien lezen de deelnemers hun antwoorden aan elkaar voor, maar op dat moment mag er nog geen discussie ontstaan.
  4. Waar draait het om? (10 min) Iedereen schrijft voor zichzelf op waar het in deze situatie echt om draait. De vraag is dus welke beginselen op het spel staan. Daarbij kan men de volgende vragen beantwoorden. Wat raakt je hier? Welke moed heb je nodig om daaraan recht te doen? Wat moet je daarvoor opgeven? Wat moet je onder ogen zien, wat moet je gewoon aanvaarden? Wat is er in de organisatie nodig om dit soort situatie goed aan te pakken.
Bronvermelding

Bolten Hans en Van Rossem Kristof, ‘Socratisch beraad’ in Van Dartel Hand en Molenwijk Bert, In gesprek blijven over goede zorg. Overlegmethoden voor moreel beraad, Amsterdam, Boom, 2014, p. 96 – 112 en bijlage p. 303 – 308.

Opleidingen

Vooraleer een socratisch gesprek te begeleiden, lijkt het wel aangewezen om daarvoor een specifieke opleiding te volgen. We geven hieronder alvast enige mogelijkheden, zonder volledigheid na te streven.

Het socratisch gesprek.be

Bolten Training.nl

Het socratisch gesprek.nl

Documenten

Er werden geen documenten toegevoegd.

Noten
  • 1
    Bolten Hans en Van Rossem Kristof, ‘Socratisch beraad’ in Van Dartel Hand en Molenwijk Bert, In gesprek blijven over goede zorg. Overlegmethoden voor moreel beraad, Amsterdam, Boom, 2014, p.103